Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik nochtans [6]leerde Efraim gaan; [7]Hij nam ze op Zijn armen, maar zij bekenden niet, dat Ik ze [8]genas. 6. Dat is, Ik leerde hen de voeten zetten, gelijk een moeder haar kind doet. 7. Dit zijn de woorden van den profeet, die hij tussen Gods woorden invoegt, uit verwondering over Gods vriendelijkheid en goedertierenheid, alsof hij zeide: Immers is het waar, dat Hij hen, als een vader, of moeder een kind, [zie vs.1,] inzonderheid als het moede is van het gaan, op de armen gedragen heeft; zie Ex.19:4; Deut.1:31, en Deut.32:11,12; Jes.63:9, en van Mozes, Num.11:12. Anders: ik nam hen, of nemende henlieden bij hunne [Hebreeuws zijne] armen; omdat er in het volgende dergelijke verwisseling van het veelvoudig en enkelvoudig getal van Efraim gebruikt wordt. 8. Dat is, in al hunne noden en zwarigheden zeer lieflijk en gemeenzaamlijk bijstond en verloste; zie Ps.30:3, en vergelijk boven hfdst.7 vs.1, en Ex.15:26.